FN
De Beginperiode.
De "Fabrique National d'Armes de Guerre",
kortweg 'FN' onstond in 1889 uit een samenwerkingsverband
tussen een groep Luikse wapenfabrikanten. Naast de productie van wapentuig
werden vanaf 1895 fietsonderdelen en later ook complete fietsen gefabriceerd.
Vanaf 1900 werd een begin gemaakt met de productie van auto's.
Het is aan een Luikse mecanicien, Joseph Houard,
te danken dat FN zich ook is gaan bezighouden met motorfietsen.
Als regionaal vertegenwoordiger van FN fietsen experimenteerde hij met de
motorisering van de fiets. Hij plaatste zelfs een order voor 100 motoren die
door FN vervaardigd moesten worden.
Vanaf dat moment kreeg FN zelf belangstelling voor de fabricatie van motorfietsen
en in 1901 werden de eerste modellen geintroduceerd.
Het betrof een fiets met 133cc, 11/4 PK krachtbron. In 1903 en 1904 werd dit
model verder ontwikkeld.
Eind 1904 kwam FN met een zeer bijzonder model. Het betrof een viercylinder,
ontworpen door ingenieur Clarus. Het was de eerste
viercylinder in de "Tourisme" klasse. Deze 362cc, 3PK had gescheiden
cylinders, automatische kleppen en een Simms-Bosch magneet.
De motor was verder uitgerust met cardan aandrijving, elastische voorvork
en had twee remmen, welke beide op het achterwiel functioneerden. De een werkte
op de velg en de andere werkte als terugtraprem via een trommel op de achternaaf.
In 1905 trad ingenieur Paul Kelecom
in dienst. Deze zou ruim 20 jaar bij FN blijven en had een grote invloed hebben
op de ontwikkeling van motoren bij FN.
Een van zijn eerste daden was de verdere ontwikkeling van de
viercylinder.
Omstreeks 1910 werd de viercylinder in gebruik genomen door het Belgische
leger.
De FN viercylinder was een van de beroemste motoren van die tijd en stond
model voor oa de Deense Nimbus en Amerikaanse
Pierce.
In 1907 kwam een nieuw eencylinder model uit, een 224cc 2 PK zonder koppeling
en versnellingsbak, maar met een overbrengmechanisme dmv tandwielen.
Dit type werd in 1909 vervangen door een 247cc 21/4 PK model met aangedreven
kleppen en een hoogspanningsmagneet. Hij bezat verder een meervoudige plaatkoppeling (bijzonder
innoverend) en een tweebak. De transmissie gebeurde met een cardan aandrijving.
In 1912 werd dit type weer vervangen door de 285cc 2,5 PK welke vrnl met betrekking
tot het frame verschilde van zijn voorganger.
Ondertussen werden de FN motoren al in 41 landen verkocht.
De viercylinder werd nog voor 1914 behoorlijk aangepast.
De cylinder inhoud werd 748cc en leverde 7 PK en er werd een drie-bak toegepast.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de bouw van motoren stilgezet door de
Duitsers en de FN fabriek werd gebruikt voor de reparatie van oorlogsmaterieel.
Periode na Eerste Wereldoorlog.
Na de oorlog, omstreeks 1919, werd de productie van motoren weer hervat. De
type's van voor de oorlog werden verder ontwikkeld tot de 285
T en de 750 T(4 cyl).
FN begon zich steeds meer te mengen in wedstrijden. In 1922 tekende Kelecom
een nieuwe wedstrijdmotor, het type VII.
Het was een 350cc eencylinder met tuimelaars en kettingaandrijving. Met dit
type werden in1923 overwinningen behaald in de "Coupe
de La Meuse", "Coupe Flamand" en de "Coupe Gillet".
Bekende coureurs voor FN waren Claessens, Grady, Phillippart
en Heynen.
In 1924 werd dit type nog verbeterd door deze uit te voeren met een bovenliggende
nokkenas, welke werd aangedreven door een conische tandwielas.
Deze machine werd de "Kelecom" genoemd
en behaalde diverse overwinningen in 1924 en 1925.(oa Kampioenschap van Belgie
en Coupe de La Meuse.)
In 1923 werd een nieuw model, de M-60 uitgebracht.
Het was een 348cc eencylinder waarbij motor, koppeling en versnellingsbak in
een blok werden ondergebracht. Tevens werd afgestapt van het cardan principe
en werd de transmisie verzorgt door een ketting. Dit type werd tot en met 1927
gebouwd.
Van dit type werd door de ingenieurs Deletaille, Guinsborg
en Van Oirbeek ook een raceversie uitgebracht, waarmee in 1926 verschillende
wereldrecords werden verbroken.
In 1924 werd de laatste FN viercylinder
geproduceerd. Deze M-50 was ondertussen voorzien
van een kettingaandrijving, remmen d.m.v. diepbedvelgen en andere voorvering.
De concurrentie van de (goedkopere) M-60 was echter te groot om te kunnen blijven
voortbestaan.
In 1925 werd de M-67 geintroduceerd, welke in
eerste instantie was bedoeld als zijspanmotor. Het was een 500cc eencylinder
met tuimelaars en drie-bak.
In 1926 werd ook nog de M-70 op de markt gebracht.
Het was een 346cc zijklepper. Deze motor zou bekend worden als de "Sahara".
Dit vanwege een tocht van 6300 km door de woestijn door twee Franse officieren(Bruneteau
en Gimié) op deze motor.
In 1927 werd de motor uitgerust met trommelremmen en een lager frame.
De M-70 werd gebouwd totenmet 1936( met telkens uitgevoerde verbeteringen)
en werd toen de M-71.
De M-70 en M-71 zijn de meest verkochte FN modellen. In totaal zijn er ruim
41000 van gemaakt.
In 1929 werd een nieuwe fabriek gebouwd . De "Pré
Madame". De totale oppervlakte bedroeg 55700 viekante meter.
Op sportief gebied werden in 1927 nog successen behaald door oa Sbaiz
en Flinterman met wereldrecords in de 350, 500 en 600cc. FN bezat toen
29 wereldrecords. In 1929 nam FN de beroemde Engelse ingenieur Dougal
Marchant in dienst.(afkomstig van Motosacoché).
Hij kreeg bij FN de vrije hand en begon met de ontwikkeling van een 350 en
500cc. Al snel bleek dat Marchant wel een zeer goede technicus was, maar weinig
doorzettingsvermogen bezat. De principes waren vaak zeer goed, maar de uiteindelijke
afwerking liet te wensen over.
De 350en 500cc wedstrijdmodellen hadden een bovenliggende nokkenas, een semi-hemisferische
cylinderkop en haarspeldklepveren. De vier-bak was voetgeschakelt en er was
een meerplaatskoppeling in olie. Brandstof was een benzine-benzeen mengsel(1
op1).
De coureur Handly brak in 1930, na eerdere teleurstellende
resultaten, in Arpajon(Frankrijk) 16 wereldrecords
met een 500cc wedstrijdmotor.
In 1931 kwam René Milhoux(oa ex Gillet)
de FN gelederen versterken. Marchant werd na het zoveelste fiasco op staande
voet ontslagen en de renstal ging over in handen van Van Hout en Milhoux,
die ondertussen het record had gezet met een naar eigen opvattingen gebouwde
motor in de wedstrijd van Mont Theux.
De diverse veranderingen aan de 350 en 500cc: oa ketting gedreven nokkenas(i.p.v.
as gedreven), veranderde voetschakeling, aluminium kop, aluminium cylinder
met genitreerde gietijzeren mantel en carter in electron, leverden al snel
resultaten.
Tijdens races te Linas-Monthléry braken
Milhoux en Tacheny 41 wereldrecords.
In 1932 kwam Paul Demeuter bij de FN stal. Het
jaar 1933 bracht vele successen. Overwinningen van Milhoux in "GP
de France", "GP de l'Entre-Sambie-et-Meuse"(350cc),
"GP Floreffe" en
"GP des Frontières".
Demeuter, Tacheny en Edison wonnen in diverse klasses tijdens
"GP Maurice Defoin".
In 1934 waren er overwinningen voor Demeuter, Milhoux en
Noir tijdens het "Championnat National de
Vitesse" verreden te Francorchamps. Tijdens de
TT van Assen veroverden Demeuter en Noir de eerste twee plaatsen.
Tijdens de GP van Duitsland sloeg het noodlot toe toen in een tijdsbestek
van enkele minuten eerst Demeuter en vervolgens Noir dodelijk verongelukten.
FN verloor hiermee twee van zijn topcoureurs.
In 1934 verbrak Milhoux het record op de vliegende kilometer. Hij haalde een
snelheid van 224km/h en was daarmee de snelste man ooit op een eencylinder
motor. Deze motor was een aangepaste M-86 van
494cc, compressieverh 1:10, bovenliggende nokkenas, aluminium cylinder, haarspeldklepveren
en een kettingaangedreven Zoller compressor.
Tot de economische crisis werden de FN's goed verkocht. Ca 75% werd uitgevoerd,
maar doordat steeds meer landen protectionistische maatregelen namen werd
de uitvoer steeds moeilijker.
In 1930 waren de M-67 en M-70 de belangrijkste motoren voor FN. Eind 1930
kwam de M-90, een 500cc zijklepper, op de markt.
Deze was vooral bedoeld als zijspanmotor.
Door de dalende koopkracht ging FN ook lichte tweetakt motoren produceren.
In 193 presenteerde FN de M-200, een eencylinder
tweetakt van 192cc met hellende cylinder en aluminium cylinderkop, Bosch vliegwielmagneet
en twee-bak. Deze M-200 werd tot 1938 gebouwd.
De al eerder vernoemde M-86 is waarschijnlijk de bekendste FN uit de dertiger
jaren. De supersportversie met een cylinderinhoud van 497cc bereikte een snelheid
van 130km/h. Hij had een dubbele uitlaat en haarspeldklepveren. De vier-bak
was voetgeschakelt. Voor de nog sportievere rijders was er de M-86 Grand Prix
met enkele uitlaat en bronzen cylinderkop. Deze motor moest op gang geduwd
worden en haalde 170km/h op alcohol.
In 1935 werden weer verscheidene sportieve successen geboekt. Tijdens de "GP
de France Motocycliste" won Milhoux de 500cc en Collette
de 350cc. Milhoux en Charlier vestigden 30 wereldrecords te "Monthléry"
op een 500cc. In die tijd was de M-86 bijna onklopbaar.
Ook in 1936 bleven de overwinningen komen. Milhoux op 500cc tijdens races
te Mettet, Paris-Nice en Coupe de La Meuse.
In 1935 werd de M-86S(600cc) gebouwd voor militair
gebruik. Deze motor bleek echter onvoldoende "militair" te zijn
uitgevoerd en voldeed daarom niet. FN besloot daarom een studie te doen naar
een zuiver militair ontwerp, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de M-12SM,
welke in 1937 in gebruik werd genomen. De M-12 was de burgerversie van deze
992cc grote motor. Het was een boxer model met cardan aandrijving, vier versnellingen
vooruit en een achteruit.
Voor het leger werd ook nog de 12T3 gebouwd.
Dit was een Tricar met een M-12 motorblok welke hellingen tot 40% kon beklimmen.
In 1937 nam FN deel aan wedstrijden met een nieuwe tweecylinder, de M-14.
Dit was een 498cc met bovenliggende nokkenas, motorblok bestaande uit een
lichte legering en een Roots compressor.
Na enkele mislukte deelnames, vrnl doordat de machine nog niet geheel uitontwikkelt
was, braken Milhoux en Charlier te Monthléry vier wereldrecords in
de zijspanklasse.
In 1937 ging FN zich bemoeien met de motorcross. De M-11
in de 600cc klasse en een speciaal ontwikkelde 500cc, de M-15.
Deze laatste was uitgerust met een speciale vork waardoor de voorashelling
eenvoudig was te wijzigen. Met name Jacques Ickx was
een grote promoter van de motorcross in Belgie.
Periode na de Tweede Wereldoorlog.
Gedurende de oorlogsjaren(1940-1945) werd de motorenafdeling gesloten. Na
bombardementen van de Geallieerden werd de fabriek gedeeltelijk verwoest.
Bij de Duitse terugtocht werden vele machines meegenomen en werd de fabriek
nog verder vernield.
De volledige heropbouw duurde vier jaar, echter reeds vanaf 1946 was men weer
in staat reserve onderdelen te fabriceren voor de M-70, M-71, M-90, M-91 en
M-86.
Ook vanaf 1946 nam het wegracen weer een aanvang. Jules Tacheny won de GP
de l'Entre-Sambre-et-Meuse op een 500. Jules
Pé won de Coupe de La Meuse op een nieuwe
motor, die was voorzien van een eigenaardige voorvork met trekwiel. De
XIII.
De reeks XIII was al tijdens de oorlog rijklaar gemaakt en bestond uit een
450cc zijklepper, een 250cc met tuimelaars, een 350cc zijklepper en een 350cc
met tuimelaars.
Het was vooral de bijzondere voorwielophanging die opzien baarde. Lang niet
iedereen vond dit een succes, omdat het de lijn uit de motor haalde en omdat
de vele scharnierstukken veel onderhoud vroegen en ook de zijdelingse stabiliteit
ongunstig beinvloede. Comfortabel waren ze wel.
In 1947 bracht FN een nieuwe crossmachine uit. Met deze motor werden vele
overwinningen behaalt door oa Victor Leloup.
Vooral op crossgebied zou FN tot in de jaren 50 erg succesvol zijn.
Tijdens het Salon van Brussel in 1950 werd een nieuw model tentoongesteld.
Een 424cc kopklepper van 17 PK, de XIII 450 en
tijdens het Salon van Parijs in datzelfde jaar werd het type XII
RT geintroduceerd. Deze beschikte over een telescopische voorvork.
Vanaf 1951 konden de FN klanten kiezen tussen een vork met trekwielprincipe
of een telescopische voorvork.
In 1954 kreeg de XIII reeks achterwielophanging met schroefveren en hydrolische
dempers.
Vanaf 1957 werden er steeds minder motoren van de XIII reeks verkocht en in
1958 stopte de productie ervan.
De prototypen M-18 en M-20
hebben het productiestadium nooit bereikt, hoewel de M-20 tijdens de
Bol d'Or Belge de eerste prijs behaalde. Het was een tweecylinder van
498cc met naar het wegdek gekeerde cylinders met bovenliggende nokkenas.
In 1953 werd een nieuwe motor tentoongesteld tijdens het Salon van Brussel.
Het was een 175cc tweetaktmotor vlgns het Küchensysteem,
twee zuigers onder een gemeenschappelijke cylinderkop. Deze Küchenmotor
werd onder licentie gebouwd in Herstal.
In 1954 werden er met Saroléa afspraken
gemaakt t.a.v. technische standaardisatie, gezamelijk aankoopbeleid en distributie.
War echter door de merkvoorstanders als een slechte zaak werd gezien, was
het uitwisselen van merkemblemen, zodat FN's met Saroléa emblemen werden
uitgerust en vice versa. Vanaf 1956 werd dit dan ook niet meer gedaan. In
1955 sloot ook Gillet zich bij de afspraken aan.
Op het Salon van Brussel in 1955 werd de M-22 voorgesteld. Een tweetakt 246cc
van het merk JLO. Deze motor werd tot 1960 gebouwd.
In 1955 werd ook nog een bromfiets geintroduceerd, gebouwd onder vergunning
van Hufkens-Royal Nord.
In 1960 werden nog enkele prototypes gebouwd met een 75cc motor en in datzelfde jaar stopte FN met de race activiteiten.
In 1965 werd de motor fabricatie bij FN geheel beeindigd en was het zoveelste
beroemde motormerk ter ziele.